Van de 52% werkhervatters die in dezelfde sector terugkeert werkt 19% voor een uitzendbureau. In totaal krijgt 81% een contract voor bepaalde tijd.

Deze cijfers van UWV vormen een concrete ondersteuning voor het pleidooi van Actal/KPMG om de pensioenwetgeving aan te passen aan de flexibiliteit van de arbeidsmarkt. Daaraan kan toegevoegd worden dat dit cijfers betreffen die van toepassing zijn op 2012. In dat jaar kwamen de sectoren zorg en welzijn en vervoer en opslag nog positief uit de bus, maar dat beeld is later gaan kantelen.

UWV maakte een inventarisatie van WW-uitkeringsgerechtigden die een nieuwe baan vonden. In totaal ging het in 2012 om 318.500 werkhervatters. 34% van hen vond een baan via de uitzendsector. De intersectorale mobiliteit van WW-ers is licht afgenomen: van 50% naar 48%. Daar staat tegenover dat 19% van de werknemers die binnen de eigen sectorwerk vonden in de uitzendbranche actief zijn. Slechts 33% van de werkhervatters ging dus in de eigen reguliere sector opnieuw aan de slag.

Het aantal tijdelijke arbeidscontracten blijft toenemen. Had in 2011 nog 75% na WW een contract voor bepaalde tijd, in 2012 is dat 81%.
Ook is de trend zichtbaar dat de rol van uitzendbureaus bij werkhervatting toeneemt. In deze sector zijn 83.000 werkloos geworden, maar 106.700 WW-ers konden daar opnieuw aan de slag.

De intersectorale mobiliteit van het openbaar bestuur is zeer hoog: 80% vindt werk in een andere sector dan het openbaar bestuur. Die hoge mobiliteit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste wordt een terugkeer in het openbaar bestuur bemoeilijkt, omdat veel overheidsinstanties bezuinigen en weinig vacatures hebben. Ten tweede kunnen WW’ers uit het openbaar bestuur relatief gemakkelijk van sector wisselen. Zij hebben namelijk veelal ondersteunend beroepen (zoals administratief personeel) waar ook vraag naar is in veel andere sectoren.

Ook de industrie kent een hoge intersectorale mobiliteit van 68%: 37% vindt werk in een andere reguliere sector en 31% gaat werken via een uitzendbureau.