Assurantiemuseum : een collectie met onvermoede schatten

Door Gepubliceerd op: 30 juli 2020

Gewone & bijzondere giften
Regelmatig wordt het Assurantiemuseum verrast door bezoekers die de collectie uitbreiden met schenkingen.

Het sorteren van de collectie van Assurantiemuseum ‘De Verzekeringskamer’ nadert haar voltooiing.
Tijdens het doorspitten van de archieven duiken dagelijks opvallende zaken op.
Wie weet nog hoe dat zat met de ondergang van verzekeraars als:
– De Brandaris ?
– De Wereld ?
– Vie DÓr ?
– ….
Recent nog werd de bibliotheek van het Assurantiemuseum uitgebreid met een bijzonder boekje dat is uitgegeven in het jaar 1846.

 

Het betreft een historisch onderzoek naar de geschiedenis van de Beurs te Amsterdam.
Dat onderzoek is indertijd uitgevoerd door P. Scheltema.

 

En de resultaten van deze diepgravende zoektocht in de archieven van de Gemeente Amsterdam, zijn dus vastgelegd in deze bijzondere uitgave.

VAN “ALLE ONHEILEN” NAAR “KLEINE LETTERTJES”
De consument ervaart de verzekeringswereld veelvuldig als een wereld vol list, bedrog en kleine lettertjes.

ALLE ONHEILEN ? 
In het verre verleden waren die kleine lettertjes nog geen gebruikelijke kost.

ALLE VAN BUITENKOMENDE ONHEILEN
Lang, Lang geleden heeft de verzekeringsmarkt vleugels gekregen omdat de reders/eigenaren van de zeil schepen die voor de zeer succesvolle Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) het zeegat kozen, behoefte hadden aan risicodekking.
Tot die tijd werd het verkopen van zekerheden hoogstens toegepast door Gemeentelijke en Kerkelijke autoriteiten, die d.m.v. de verkoop van begrafenisverzekeringen grote sommen geld wisten te genereren. Met die inkomsten kon de bouw van verdedigingswerken en kerken worden gefinancierd.

Naar mate er meer schepen van de rede van thuishaven Amsterdam vertrokken, dan dat er aanmeerden, ontstond als vanzelf behoefte aan financiële zekerheden.
De VOC, was een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een monopolie op de overzeese handel tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het gebied ten oosten van Kaap de Goede Hoop (Zuid Afrika) en ten westen van de Straat Magellaan (Z.Amerika).

Wij praten over de periode tussen 1602 tot 1800.
Dat lijkt lang geleden, maar voor de meesten van onze lezers geldt dat hun Opa’s en Oma’s zo rond 1920 zijn geboren of zelfs nog daarvoor.
Dus als er 100 jaren per generatie gerekend wordt, dan hebben wij het over 3 tot 4  generaties geleden. Dat is dus eigenlijk recente geschiedenis!

Exporteren, Importeren
Schepen die vertrokken, namen handelswaar mee naar verre oorden en kwamen doorgaans rijk beladen met kruiden, porselein, hout, thee, suiker, cacao, katoen, wol, opium etc. terug. De schepen werden tijdens hun tochten tevens ingezet voor de handel in slaven die vervolgens in andere gebieden werden ingezet als werkkracht.

De Hollandsche Armada
De Nederlandse Handelsvloot bestond op het hoogtepunt uit een armada van meer dan 2300 grote zeilschepen van allerlei types:

Pinkschip V.O.C.

Fregatschip V.O.C.

Hoeker V.O.C.

Brigantijn V.O.C.

Fluitschip V.O.C.

Voor ieder doel een aangepast scheepstype. De schepen kwamen meestal behouden terug.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Helaas keerden 678 schepen niet terug in de thuishaven.

Zij gingen ten onder tijdens gevechten, werden vermist of vergingen door natuurgeweld. (bron : VOC website)

Bemanning en passagiers
Op deze schepen vertrokken jaarlijks ook duizenden mensen naar Azië (de Oost), Zuid Amerika (de West) en Afrika.
De grootste groep van de zeevarenden betrof de bemanning: zeelieden en hun schippers. Zij waren een dienstverband voor drie, vijf of tien jaar aangegaan. Soldaten moesten na aankomst vijf jaar op repatriëring wachten.
Maar ook familieleden en betalende passagiers zoals kooplieden, tussenhandelaars en handwerkslieden of kantoorklerken die naar de Oost vertrokken om in een van de kantoren van de compagnie en vooral in Batavia aan de slag te gaan.

Vanaf het oprichtingsjaar 1602 tot 1700 scheepten zich aan 317.000 mensen in op de VOC-schepen. Tussen 1700 tot 1795 waren dat er al 655.000! (bron : Wikipedia)

De vaste bemanning van de VOC schepen bedroeg doorgaans tussen 180 en 250 koppen.

Gevaren van de zee
Lang niet alle schepen bereikten weer de veilige thuishaven.
– Storm / Bliksem!
– brand aan boord!
– Piraterij!
– Zeeslagen / Oorlog!
– Stranding!
– Muiterij / verlies van bemanning door ziekte!
– Verraderlijke rotsen en kapers op de kust!
Al deze gevaren eisten hun tol.
Maar over het lot dat het schip, de bemanning en de lading feitelijk had getroffen, tastte men doorgaans vele jaren of altijd in het duister.

Onzekerheid troef
Niet alleen de eigenaren van de schepen moesten maar afwachten of hun kostbare bezit weer de thuishaven kon bereiken.
Ook de vrouwen van de schepelingen moesten maar afwachten of zij hun kostwinners ooit weer heelhuids terug zouden zien.
Dat gold dus ook voor de eigenaren van de handelswaar die zich aan boord van de schepen bevond.

Financiële zekerheid
Belanghebbenden waren dus gebaat bij financiële zekerheid en die werd dus gevonden d.m.v. verzekeringen die tot uitkering zouden komen, zodra schip en bemanning als verloren kon worden beschouwd.
Soms werden zeerampen al heel snel bekend, maar veelal kon het maanden of jaren duren voordat geen andere conclusie kon worden getrokken.

Aangezien veelal niet meer kon worden achterhaald welke specifieke gebeurtenis tot het verlies had geleid, heeft een slimmerik bedacht dat een goede verzekeringsdekking niet beperkt moest worden tot specifieke gevaren.
En zo is dus de term ontstaan : Alle van buitenkomende onheilen.
Het simpele feit dat het schip niet terug keerde naar de thuishaven, volstond als bewijs voor het recht op vergoeding van schip, lading of bemanning.

Al ras bleek dat de behoefte aan financiële zekerheden zo groot was, dat de handel daarin lucratief kon zijn. En zo is in die jaren een markt ontstaan waar rijke particulieren hun vermogen gebruikten voor het leveren van financiële zekerheid.

Participeren met een aandeel
Dit heeft al snel geleid tot het idee om met een aandeel te participeren op de verzekeringsdekking van een polis. Iedere aandeelhouder zette zijn handtekening bij het voor hem geldende percentage in de totale dekking:
het begin van de Co-assurantiemarkt was een feit!

Eigen gebrek
Aangezien de dekking was gebaseerd op “alle van buitenkomende onheilen”, was het risico van eigen gebrek niet gedekt, tenzij dat specifiek was vermeld.

Alle van buitenkomende onheilen
Omdat de verzekerde gevaren niet specifiek werden benoemd, was de kans op een ongedekte schade dus minimaal, omdat het bewijs van de oorzaak niet hoefde te worden geleverd.

PRESENTEER VERZEKERINGSPRODUCTEN IN ONZE BIBLIOTHEEK! 
Meer informatie over kosteloos gebruik van de bibliotheekzaal van het Assurantiemuseum treft u aan op deze pagina van Findinet.

Wordt vervolgd

Deel dit bericht, kies uw platform!

Hans van Ommen

Hans van Ommen