Voortgangsrapportage pensioentransitie: sector is ‘voortvarend’ aan de slag

Voortgangsrapportage pensioentransitie: sector is 'voortvarend' aan de slag
Minister Carola Schouten. ©RVD – Valerie Kuypers en Martijn Beekman

Pensioenfondsen zijn voortvarend aan de slag met de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Maar ze zullen zich moeten blijven inspannen om de mijlpalen te halen. Dat constateert demissionair minister Carola Schouten in een eerste voortgangsrapportage over de Wet toekomst pensioenen (Wtp).

Sociale partners en werkgevers die hun pensioenregeling laten uitvoeren door een pensioenfonds, hebben al bij zeker 31 pensioenfondsen een transitieplan opgesteld. Deze pensioenfondsen zijn goed voor bijna 13 miljoen pensioenaanspraken (van de totaal circa 19 miljoen pensioenaanspraken bij pensioenfondsen).

Uit data van DNB blijkt daarnaast dat 62% van de pensioenfondsen/kringen in de eerste helft van 2024 een transitieplan van de werkgevers dan wel sociale partners heeft ontvangen. Ruim een derde, 37% van de pensioenfondsen/kringen verwacht dit in de tweede helft van 2024. Daarmee zijn deze transitieplannen bij de pensioenuitvoerder ingediend voordat de mijlpaal van 1-1-25 is bereikt.

14 pensioenfondsen varen volgend jaar in

Zoals het er nu naar uitziet, zullen er volgend jaar 14 pensioenfondsen/-kringen invaren, en wordt de piek verwacht in 2026 met 74 pensioenfondsen of -kringen. In 2027 en 2028 varen respectievelijk 44 en 5 pensioenfondsen/kringen in.

Daarnaast is 25% van de pensioenfondsen/kringen niet van plan in te varen. Redenen zijn bijvoorbeeld dat sociale partners van mening zijn dat invaren tot een onevenwichtig nadeel zal leiden, of omdat zij voor die tijd liquideren.

De minister baseert deze kennis uitspraken op de eerste, net verschenen Transitiemonitor, het eerste advies van de speciaal voor dit doel aangestelde Regeringscommissaris Transitie Pensioenen, informatie van de toezichthouders DNB en AFM en gesprekken met het
pensioenveld.

Bij verzekeraars en PPI’s ander proces

Voor regelingen ondergebracht bij verzekeraars of premiepensioeninstellingen (PPI’s) geldt een ander proces. Het startpunt daarbij is het ontwerpen en testen van pensioenproducten die voldoen aan de Wtp. Vervolgens stellen zij voor hun producten een communicatie- en implementatieplan op. Bij het merendeel van de verzekeraars (83%) en PPI’s (75%) loopt de productontwikkeling conform planning. Het is vervolgens aan de werkgevers of sociale partners om hun keuze voor een pensioenregeling te maken. Een beperkt aantal regelingen ondergebracht bij verzekeraars en PPI’s, circa 2% tot 4%, is tot nu toe omgezet naar een regeling die past in het nieuwe pensioenstelsel.

Zwaartepunt monitoring verschuift

Naarmate de transitie vordert en in een volgende fase terechtkomt, komt er steeds meer informatie beschikbaar. Zo kunnen bijvoorbeeld de ervaringen van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden met de transitie pas gemeten worden wanneer zij transitie-informatie van de uitvoerders van hun pensioenregeling hebben ontvangen. Het zwaartepunt van de monitoring zal dan ook geleidelijk van de arbeidsvoorwaardelijke fase naar de implementatiefase verschuiven.

Knelpunten gezamenlijk oplossen

De regeringscommissaris ziet op dit moment geen noodzaak om de uiterste transitiedatum verder aan te passen dan de voorgenomen verlenging tot 1 januari 2028. Wel geeft zij aan dat de sector voortvarend aan de slag moet blijven. Daarnaast is het van belang dat voor gesignaleerde knelpunten gezamenlijk naar een oplossing wordt gezocht en de sector snel duidelijkheid krijgt, van zowel wetgever als toezichthouders, wanneer die er nog niet is.

Uitstelgedrag bij werkgevers

Ook signaleert de regeringscommissaris dat er bij vooral kleinere werkgevers die aangesloten zijn bij verzekerde regelingen sprake lijkt te zijn van uitstelgedrag. Zij zijn nog niet allemaal voortvarend bezig met de overstap naar een nieuwe regeling. Dit kan aan het einde van de transitieperiode tot een samenloop van veel overstappers leiden, die voor verzekeraars en PPI’s lastig te verwerken wordt. De minister roept dan ook werkgeversorganisaties, financieel adviseurs, verzekeraars en PPI’s op om gezamenlijk voldoende communicatie in te zetten om deze groep kleinere werkgevers te activeren.

Hoorrecht

Met de Wet toekomst pensioenen is voor verenigingen van gepensioneerden en van gewezen deelnemers het zogeheten hoorrecht geïntroduceerd. Hiermee kunnen zij gelegenheid krijgen hun oordeel uit te spreken over het concept-transitieplan van het pensioenfonds.

In ieder geval bij 57% van de geanalyseerde transitieplannen heeft een vereniging zich gemeld bij de sociale partners om gebruik te maken van het zogeheten hoorrecht. Uit een quickscan blijkt dat dit hoorrecht in veel gevallen op een adequate manier wordt uitgevoerd, aldus de minister. Wel blijkt het belangrijk dat de verenigingen tijdig betrokken worden. In 20% van de gevallen heeft het hoorrecht geleid tot aanpassingen in het concept-transitieplan door de sociale partners. In een aantal gevallen hebben de betrokken partijen de vormgeving van het hoorrecht als ontoereikend ervaren.

Solidaire premieregeling

Uit de gepubliceerde transitieplannen blijkt dat sociale partners bij 26 van de 28 fondsen kiezen voor de solidaire premieregeling. In alle gevallen zijn ze een solidariteitsreserve of een risicodelingsreserve overeengekomen. De hoogte van deze reserves varieert tussen de 3% en 15%; de omvang van de reserve is in 67% van de pensioenregelingen afhankelijk van de dekkingsgraad op het moment van transitie. Bij de overige pensioenregelingen is de omvang van de reserve niet afhankelijk van de dekkingsgraad op het moment van transitie.

Bron: Ministerie van SZW

GEEN REACTIES